Groeningestraat 33
B-8500 Kortrijk
T +32 (0) 56 24 15 44
F +32 (0) 56 20 05 25

pieterdewaele@dsda.be

Belasting tweede verblijven onwettig

Gepost op:

De gemeente Koksijde heeft een belasting op tweede verblijven ingevoerd voor de dienstjaren 2007 tot en met 2011 (reglement van 26 februari 2007).

In zijn arresten van 12 maart 2013 en 16 april 2013 heeft het hof van beroep van Gent deze belasting strijdig bevonden met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod.

Pijlers van het belastingreglement

In de preambule van het belastingreglement motiveert de gemeente Koksijde de noodzaak tot het invoeren van de belasting als volgt:

Overwegende dat het gemeentebestuur jarenlange inspanningen doet om het openbaar domein te verfraaien zodat de aantrekkelijkheid van de badplaats vergroot; dat die investeringen in het openbaar domein en in de groenaanplantingen voornamelijk te situeren zijn in de zones waar de meeste tweede verblijven gesitueerd zijn; dat bovendien de niet-permanent gewoonde eigendommen aanleiding geven tot een grotere zorg voor de veiligheid en de openbare ruimte, hetgeen ook zijn financiële weerslag op de gemeentebegroting heeft;

De belasting treft hoofdzakelijk de eigenaars van een onroerend goed in de gemeente die aldaar niet zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters. Het reglement definieert een tweede verblijf immers als “elke private woongelegenheid die voor de eigenaar of de zakelijk recht houdende of de huurder of gebruiker, al dan niet tegen betaling, ervan niet tot hoofdverblijf dient maar die op elk ogenblik door hen voor bewoning kan worden gebruikt.”

Discriminerende belasting

Het hof van beroep stelt in zijn arresten vast dat de verfraaiing van de badplaats en de zorg voor de veiligheid en de open ruimte op het grondgebied van de gemeente in principe ten goede komen aan allen die zich op het grondgebied van de gemeente bevinden en niet enkel aan de eigenaars van een tweede verblijf.

Het hof van beroep stelt ook vast dat de gemeente niet aantoont dat de eigenaars van tweede verblijven meer dan anderen aanleiding geven tot het maken van die kosten, noch dat zij daar meer voordeel uit halen.

De gemeente toont ook niet aan dat er een onevenwicht bestaat tussen de manier waarop eigenaars van tweede verblijven en vaste inwoners van de gemeente hun bijdrage leveren in die kosten. Het hof van beroep stelt in dat verband vast dat de gemeente Koksijde er voor kiest geen aanvullende gemeentebelasting te innen ten laste van de vaste residenten.

Volgens het hof van beroep is er dan ook geen redelijke verantwoording om de belasting, ter dekking van de kosten voor verfraaiing van de gemeente en de openbare veiligheid, enkel ten laste te leggen van de eigenaars van een tweede verblijf.

Latere belastingreglementen?

Het belastingreglement van 26 februari 2007 werd door de gemeente Koksijde, met beperkte wijzigingen, opnieuw vastgesteld bij latere reglementen. De motivering met betrekking tot het doel van de belasting bleef tot 2013 echter onveranderd. Ook deze latere reglementen zullen de toets van het gelijkheidsbeginsel niet doorstaan.

In het meest recente belastingreglement van 20 december 2012, van toepassing voor de dienstjaren 2013 tot en met 2019, motiveert de gemeente de belasting op tweede verblijven echter op een andere manier:

Overwegende dat de gemeente dient rekening te houden met de minderontvangsten die worden veroorzaakt door de verhuur of het gebruik van een woongelegenheid aan of door een persoon die er zijn hoofdverblijf niet vestigt, waardoor de gemeente op het vlak van de toekenning uit het Vlaams Gemeentefonds en uit andere overheidssubsidies (die het aantal in de gemeente ingeschreven inwoners als criterium gebruiken) inkomsten derft.

In de procedures die aanleiding hebben gegeven tot de hoger vermelde arresten heeft de gemeente Koksijde deze beweerde minderontvangsten echter ook ingeroepen ter verantwoording van de belasting. Het hof van beroep heeft, na een grondige analyse van de financiële ontvangsten van de gemeente, vastgesteld dat deze minderontvangsten niet werden aangetoond.

Bovendien wordt een gedifferentieerd belastingtarief gehanteerd, met als criterium de ligging van het tweede verblijf in de toeristische of niet toeristische zone van de gemeente. Dit criterium houdt echter geen enkel verband met de beweerde minderontvangsten door de aanwezigheid van niet ingeschreven bewoners in de gemeente.

Er lijkt dan ook geen redelijke verantwoording te bestaan voor de differentiatiecriteria in het belastingreglement van 20 december 2012 waardoor de belasting op tweede verblijven strijdig blijft met het gelijkheidsbeginsel.

Ius est vigilantibus

De belastingplichtige doet er goed aan tijdig bezwaar in te dienen tegen de aanslag die is gebaseerd op een van de bovenvermelde belastingreglementen en, indien zijn bezwaar door de gemeente wordt verworpen, het geschil aanhangig te maken bij de bevoegde fiscale rechter.

Belastingplichtigen die hebben nagelaten bezwaar in te dienen en de belasting hebben betaald, zouden in het kader van een burgerlijke procedure de terugbetaling kunnen vorderen op grond van een onverschuldigde betaling. De burgerlijke rechter is er immers toe gehouden de onwettige belastingreglementen buiten toepassing te laten op grond van artikel 159 van de Grondwet. In de praktijk moet echter worden vastgesteld dat bepaalde rechtbanken zich zeer terughoudend opstellen om de terugbetaling te bevelen van een belasting waartegen geen bezwaar werd ingediend in het kader van een fiscale procedure.