Laura Simpelaere

Groeningestraat 33
B-8500 Kortrijk
T +32 (0) 56 24 15 47

laurasimpelaere@dsda.be

Wat als ik mijn kleinkind niet meer te zien krijg?

Gepost op:

Wat als ik mijn kleinkind niet meer te zien krijg?

Grootouders spelen vaak een belangrijke rol in het leven van hun kleinkinderen. Zij springen mee in bij de opvang na school, tijdens het weekend en vakanties. Zij zien hun kleinkinderen tijdens familiefeestjes, nemen hen mee op uitstap of wonen schooloptredens bij. Grootouders hebben op die manier regelmatig spontaan contact met hun kleinkinderen. Een echtscheiding, conflict tussen grootouder(s) en ouder(s), overlijden van een ouder, … kan er echter voor zorgen dat deze contacten verzuren of zelfs volledig worden verbroken. Dit heeft tot gevolg dat grootouders hun kleinkinderen minder vaak of zelfs helemaal niet meer zien.

Welke stappen kan ik ondernemen om het contact te herstellen?

Als miskende grootouder beschikt u op grond van artikel 375bis B.W. over een principieel recht op persoonlijk contact met uw minderjarig kleinkind. U beschikt met andere woorden automatisch, op grond van uw hoedanigheid als grootouder, over het recht om op regelmatige tijdstippen contact te onderhouden met uw kleinkind, zonder dat u hiervoor het bestaan van een bijzondere affectieve band moet bewijzen en zonder dat u zich hiervoor tot de familierechtbank moet wenden.

Het is echter niet omdat u automatisch over een recht op persoonlijk contact beschikt, dat u dat ook in alle gevallen zal kunnen uitoefenen.

Indien uw zoon of dochter elk contact tussen u en uw kleinkind weigert, kan u naar de familierechtbank stappen en eisen dat de familierechtbank vaststelt dat u uw omgangsrecht op welbepaalde tijdstippen mag uitoefenen.

Bij de beoordeling van uw vordering zal de familierechtbank nagaan of de uitoefening van het recht op persoonlijk contact in het belang is van het kind. De familierechtbank beschikte eerder over een zeer ruime beoordelingsbevoegdheid, wat aanleiding gaf tot zeer uiteenlopende rechtspraak soms in het voordeel en soms in het nadeel van de grootouders. Met de wet van 15 juni 2018 heeft de wetgever deze beoordelingsvrijheid van de rechter aan banden gelegd. In artikel 375bis B.W. is voortaan expliciet bepaald dat de familierechtbank de uitoefening van het recht op persoonlijk contact ENKEL kan weigeren als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind.

Aan het artikel is aldus een uitdrukkelijke weigeringsgrond toegevoegd in het voordeel van de grootouders.

Waar de familierechtbank vroeger de uitoefening van het recht op persoonlijk contact kon weigeren om bijvoorbeeld het relatieconflict tussen ouders en grootouders niet te verslechteren, ook al stond vast dat de uitoefening ervan in het belang was van het kind, is dat op vandaag niet langer mogelijk. Enkel wanneer de vader en/of moeder erin slagen aan te tonen dat de uitoefening van het recht op persoonlijk contact ingaat tegen het belang van het kind, zal de familierechtbank uw vordering moeten afwijzen.

Opgelet, ook al hebben grootouders met de wetswijziging meer zekerheid gekregen, elke zaak is anders. Het belang van uw kleinkind is cruciaal en speelt een doorslaggevende rol in een gerechtelijke procedure.

Tot slot, indien de familierechtbank de uitoefening van uw omgangsrecht heeft vastgelegd in een vonnis, dan kan u dat ‘afdwingen’ ten aanzien van uw zoon of dochter. Weet echter wel dat een gedwongen uitvoering niet zal worden toegepast en uw kleinkind aldus niet ‘met man en macht’ tot bij u zal worden gebracht. Wel hebt u dan de mogelijkheid om bvb. een dwangsom te eisen als blijkt dat uw zoon/dochter bewust weigert uw kleinkind af te geven. Op die manier kan u proberen druk uit te oefenen en hen ertoe aanzetten de beslissing correct uit te voeren zodat het contact tussen u en uw kleinkind kan worden hersteld.